Kijken in het brein

Mythen en mogelijkheden

Auteur(s)
Meike Grol & Nienke van Atteveldt & Sandra van Aalderen-Smeets
Uitgever
SINGEL UITGEVERIJEN | QUERIDO 1915
ISBN
9789021457567

Gebaseerd op neurowetenschap.

Kijken in het brein; mythen en mogelijkheden is geschreven door drie vrouwen, Sandra van Aalderen, Nienke van Atteveldt en Meike Grol die allen een proefschrift schreven over neuro-imaging, het in kaart brengen van de hersenen met verschillende technieken zoals fMRI of EEG.
Toen Sandra later het onderwijs in ging, en Meike de journalistiek verbaasden zij zich over de onkunde in het onderwijs en de journalistiek, besloten zij samen met Nienke, die nog altijd hersenonderzoek doet, een boek te schrijven. Ze wilden een realistisch beeld van hun bijzondere vak te geven, op en heldere manier.

Daar zijn ze uitstekend in geslaagd. Na boeken als “Wij zijn ons brein” van Dick Swaab, waarin vooral naar voren komt dat alles al vast ligt in de hersenen, en “Het Puberende brein” van Eveline Crone, waarin duidelijk wordt dat er juist nog zoveel kan veranderen, ben ik vaak aan het twijfelen. Beide extremen, “alles ligt al vast”, en “alles kan veranderen” vind ik niet aannemelijk.

Als onderwijsmens en positief psycholoog was ik zeer geïnteresseerd in het begrip Mindset wat uitgelegd wordt in het artikel in het TPP Optimisme en Hoop, augustus 2016: “Kennis van je brein leidt tot optimisme”. Dit artikel is een bewerking van Hoofdstuk 18 uit dit boek. Het is een bijzonder verhelderend hoofdstuk over het begrip mindset, en hoe je daar als ouder of leraar mee om kunt gaan.

Wie meer wil weten over de betrouwbaarheid van berichten over neurowetenschap moet dit boek beslist lezen. Het begint met de misvattingen, de foute conclusies die in de media getrokken worden uit persberichten over hersenonderzoek. De manier waarop serieus hersenonderzoek in de media terecht komt als uit de bocht gevlogen hersenspinsels van niet begrijpende journalisten wordt hier op een rij gezet, en het resultaat is hilarisch en bedroevend. Hersenscans die zouden kunnen bepalen of iemand autistisch, pedofiel of een leugenaar is, of pindakaas heeft gegeten of boter van het merk X gaat kopen. Het klopt allemaal niet of niet helemaal.

Wat wel te vertrouwen is misschien nog wel lastiger dan wat met wantrouwen te bejegenen.
De schrijfsters geven een voor leken begrijpelijke uiteenzetting over de verschillende manieren waarop neuro-imaging plaatsvindt, en welke conclusies er wel of niet uit getrokken kunnen worden.

Het eindigt met een beslisboom: een tabel met stellingen en antwoorden en welke vervolgvragen je met ja/nee/weet niet kunt beantwoorden, en waar je dan vervolgens op moet letten om te bepalen of je een onderzoeksverslag wel of niet kunt geloven. Door steeds de pijl te volgen naar een volgend hokje kom je uit bij waar je op moet letten.

Het duidelijkste advies in het boek:
. Ga vooral niet voor duizenden euro’s in een commerciële scanner liggen en geef je geld niet zomaar uit aan ‘hersenvoedsel’: gebruik je brein als er een ‘brein’ op staat.

Wat ik niet begrijp is waarom er over brein gesproken wordt i.p.v. over hersenen. Ik ben groot geworden met het begrip hersenen, en ook spreken de biologieboeken op school over hersenen, en nooit over breinen. Jammer dat het voor positieve psychologen interessante, maar vage begrip spiegelneuronen niet aan bod komt, maar dit zijn de enige minpuntjes die ik heb kunnen vinden.

Conclusie:
Een zeer begrijpelijk, compact en humoristisch boek, ik heb het in eén ruk uitgelezen en kan het iedereen aanraden.

    Uw internetbrowser is verouderd.

    Voor een goede weergave is een recente versie van uw browser vereist.