maandag 03 april 2023

Studentenwelzijn verbeteren zonder wetenschappelijk bewijs kan veel schade toebrengen

Er is steeds meer aandacht voor studentenwelzijn in het hoger onderwijs, maar het onderzoek naar effectieve interventies laat te wensen over. Volgens Jolise ’t Mannetje – recentelijk gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Groningen – heerst er onterecht een ‘baat het niet, dan schaadt het niet’-overtuiging. “Als studenten niet goed geholpen zijn, maar zich wel heel bewust worden van hun problemen, dan wordt het alleen maar erger. Dan doet de interventie niks positiefs, maar zit de student nog dieper in de put.”

Voor haar proefschrift onderzocht ’t Mannetje welke persoonlijke eigenschappen – of hulpbronnen – en interventies het mentale welzijn van studenten het meest bevorderen. “Het hele onderzoek is ingestoken vanuit de positieve psychologie”, vertelt ’t Mannetje, tevens onderzoeker in het Lectoraat Innovatief en Effectief Onderwijs bij Saxion. “Het gaat dus niet om wat er allemaal misgaat met het studentenwelzijn, maar juist om hoe we het kunnen versterken.”

Uit het onderzoek bleek dat optimisme, hoop, motivatie en onderzoekend vermogen het sterkst samenhangen met de bevlogenheid van studenten. Optimisme, hoop en motivatie zijn al vaker onderzocht in voorgaand onderzoek, maar het onderzoekend vermogen kwam niet eerder naar voren in verband met studentenwelzijn. Deze hulpbron is gerelateerd aan nieuwsgierigheid en leergierigheid. “We noemen het wel onderzoekend vermogen, maar het is dus iets anders dan onderzoeksvaardigheid”, benadrukt ’t Mannetje.

Achteraf impact in kaart brengen
Vervolgens verdiepte ’t Mannetje zich in de literatuur, om te leren welke bestaande interventies goed werken. “We werden verrast door hoeveel dingen al gebeuren. Tegelijkertijd bleek de kwaliteit van het onderzoek over het algemeen heel matig te zijn. Er bleef wat te wensen over met betrekking tot bijvoorbeeld de vraag in hoeverre je kunt voortborduren op eerdere resultaten, effectief gebleken interventies verder kunt inzetten, of kunt meten in hoeverre je überhaupt de doelen bereikt hebt.”

“Sommige effecten zijn natuurlijk ook heel lastig te meten”, merkt ’t Mannetje op. “Dan is het moeilijk om te zien of je ook echt hebt bereikt wat je wilde bereiken. Ook het effect op langere termijn is lastig te meten.” Ze wijst erop dat je vooraf goed moet nadenken over een interventie om achteraf de impact goed in kaart te brengen. “Volgens mij willen mensen vaak dingen uitproberen, zonder dat ze de tijd nemen om goed te kijken wat de effecten zijn. Dan steken ze hun tijd vooral in de praktische uitvoering.”

Er bestaan bijvoorbeeld veel interventies die een vorm van mindfulness toepassen, zonder vooraf te bedenken wat men moet meten om van een positief effect te kunnen spreken. “Er zijn studies die iets met mindfulness hebben gedaan en vervolgens van alles en nog wat gingen meten. Wat ze precies beoogden te bereiken met hun interventie is dan onduidelijk.”

Soms worden programma’s rondom een actueel thema, zoals studentenwelzijn, te snel opgezet en te veel gericht op quick wins. “Dat komt vanuit de gedachte ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. Daarmee ben ik het echter oneens; je kan hier heel veel schade mee doen als je geen wetenschappelijke fundering hebt. Als studenten niet goed geholpen zijn, maar zich wel heel bewust worden van hun problemen, dan wordt het alleen maar erger. Dan doet de interventie niks positiefs, maar zit de student wel nog dieper in de put."

Drempel
De programma’s die wel bewezen effectief waren, hebben een aantal factoren gemeen. “Interventies die goed onderbouwd zijn vanuit de theorie, lijken ook effectiever te zijn”, vertelt ’t Mannetje. “Het kan zelfs waardevol zijn om aan studenten uit te leggen wat die onderliggende theorieën zijn. Dat heeft met het idee van psycho-educatie te maken. Als je snapt waarom je bepaalde dingen leert, sta je meer open om dat te leren. Dat was wel een mooie vondst.” Daarnaast helpt het als de student veel kan oefenen en als de groepsdynamiek met medestudenten goed is.

Ook bleek de begeleiding een belangrijke rol te spelen, maar ’t Mannetje kon moeilijk bepalen welke vorm van begeleiding het beste werkt. “Sommige interventies doorliepen studenten vrijwel helemaal zelfstandig, sommige met digitale begeleiding en sommige met begeleiding van een andere student of van een docent. Daarbij leek het belangrijk te zijn dat er begeleiding was, maar omdat zoveel studies niet expliciet het effect van die begeleiding onderzocht hebben, konden we niet concluderen welke begeleiding het meest effectief is.”

Tot slot helpt het als de deelname verplicht of in het curriculum verweven is; dan hoeven studenten zich niet meer zelf aan te melden voor het programma of de cursus. Volgens ’t Mannetje helpt dat om de drempel voor deelname te verlagen. “Dan is het vanzelfsprekend dat ze meedoen.” (bron: Science Guide)

Referentie
Let them flourish: Enhancing higher education students’ well-being. Promotie Jolise ’t Mannetje, Rijksuniversiteit Groningen, 7 maart 2023.

    Uw internetbrowser is verouderd.

    Voor een goede weergave is een recente versie van uw browser vereist.